Niet: aan het begin van . . . maar een op zichzelf staand gebeuren: In (een) begin.
In begin, begon God
Op de grens van het ‘zijn’ en het ‘niet-zijn’, het ‘zichtbare’ en het ‘niet-zichtbare’, de ‘tijd’ en ‘niet-tijd’. “In een begin”, de lijn van de begrenzing waardoor dingen kenbaar, begrijpelijk en zichtbaar worden als entiteit.
Zo is de tijd slechts te verklaren doordat deze wordt begrensd door, ingeklemd zit tussen, ‘niet-tijd’.
Zoals de materie eindig is, zo is de tijd eindig. Alles grenst aan het oneindige, maar is zelf eindig.
We kunnen de stoel induiken en alle materie delen door twee en blijven delen door twee en delen door twee. Ver voorbij moleculen, atomen, kernen, protonen en quarks. Blijven delen er komt geen einde aan.
We kunnen ook in plaats van naar binnen reizen, naar buiten reizen, ver voorbij sterrenstelsels die we ons nauwelijks nog kunnen voorstellen, maar we blijven doorreizen. Naar de ‘grenzen’ van het heelal. Maar dan, wat komt er dan. De wetenschap geeft het antwoord: niets! Ik zou zeggen: ‘niet-ruimte, ‘niet-tijd’, ‘niet-eindigheid’. Oftewel: eeuwigheid, het grote ‘Alles’.
Alle dingen, maar dan ook alles is ingeklemd tussen oneindigheid. Alle dingen zijn slechts te verklaren door de begrenzing, het grenzen aan het ‘totaal-andere’.
In een begin
Het begin van de tijd: toen begon de tijd. Door die begrenzing snappen we de tijd, de moment opeenvolging.
De tijd en ruimte zijn pas te (her-)kennen, als we eeuwigheid erkennen.
Maar ook omdat wijzelf in de dimensie van tijd en ruimte zijn geschapen, kunnen we eeuwigheid niet kennen. We kunnen er een slag naar slaan. Maar het is een dimensie buiten onszelf, waardoor ik mijzelf ken; een begin en een einde, begrenst.
Met een variant op René Descartes: Ik grens, dus ik ben.
En nu komt het bijzondere: bij ons sterven gaan wij over van het tijdelijke naar dat eeuwige. Zoals mijn opa zei toen mijn oma overleed: Piet, oma is uit de tijd. Een zeer oude uitdrukking, maar de mensen vroeger waren niet zo dom.
Intermezzo
Op het grensvlak of raakpunt van de eeuwigheid en de tijd, ontstaat in de tijd “kortsluiting” (ik geef graag deze duiding prijs voor een betere). Dat wil zeggen zodra de eeuwigheid naar de tijd komt. Dat zien we bij Mozes op de berg Sinai, wanneer de Eeuwige zelf verschijnt, Ex.19:16-21. Er wordt geen ander moment in de geschiedenis beschreven waar God zelf verschijnt. De andere verschijningen zijn, mannen of engelen of de engel des Heren.
Maar we zien die “kortsluiting” wel weer in het boek Openbaring (4:5; 11:19; 16:17b-18; 19:6) wanneer het laatste moment in de tijd wordt beschreven en de eeuwigheid verschijnt en de tijd opgaat in de eeuwigheid: zware donderslagen, bliksemstralen, grote hagel, zeer grote aardbeving, stemmen als een zeer groot bazuingeschal.
Naar de volgende pagina waar we ingaan op God als de Eeuwige en Oneindige.