De voltooid verleden tijd (had geschapen) duidt op een reeds afgeronde daad. Namelijk in een beginsituatie (een opzich staande toestand van beginnen) heeft het scheppen plaatsgevonden. Het valt tegen niets af te zetten, er valt geen verdere tijdsbepaling te maken. Er is blijkbaar verder niets, geen referentiepunt. Dus geen tijd; een eeuwig-zijn zonder begin of einde.
Wanneer de Bijbel begint te vertellen over de zes scheppingsdagen zijn de hemelen en de aarde reeds geschapen. We kunnen uit de Schrift niet afleiden hoelang daarvoor en wat voor soort tijd(-rekening) er toen was of gold.
Scheppen, creëren: iets uit niets, zoals een schilder zijn gedachten schildert en op die manier iets creëert vanuit niets tastbaars wat er voor die tijd niet was, zo had God geschapen, dat wil zeggen: God sprak en het was. Door zijn Woord, Joh.1:3; 2Pet.3:5-7.
Plausibel
Dat is voor mij plausibel: een Eeuwige, buiten tijd en ruimte, schept van uit zijn eeuwig ‘zijn’ het iets.
–> In plaats van:
Er was niets (geen tijd, geen ruimte)
en toen was er na een fluctuatie van dat niets (???) een perpetuum mobile of kettingreactie (van wat?)
en toen begon de perpetuum mobile te bewegen
en toen bleef hij bewegen . . . , (er kwam steeds meer energie en materie, een ontploffend zwart gat? Waarvandaan?)
–> staat hier:
Er was God (De Eeuwige van eeuwigheid), de Existent
en toen schiep Hij de hemelen, het universum ( wat een ‘knal’ zal die oer uitbarsting van Zijn energie zijn geweest, . . . . of niet) en de aarde. Hij scheidde, maakte afstand: tijd en ruimte!1
Deze verklaring vind ik het meest plausibel. Of zoals de Bijbel het zegt: uit de schepping kan God gekend worden, Rom.1:20.
Naar de volgende pagina waar we naar het begrip ‘hemelen en aarde’ gaan kijken.
Noten:
- Als er werkelijk niets was, dan was er ook geen begin van tijd en ruimte; het grote niets. Als er alleen een eeuwig-zijn was zonder een Eeuwige, dan was er ook nu slechts een eeuwig-zijn; het grote alles. Het is de Goddelijke impuls in eeuwigheid die tijd en ruimte schiep. De grote Alles die alles schiep. En zodanig schiep dat alles in zijn meest complexe vormen toch al zolang in balans is en functioneert.
Als deze oerknal uit het “grote niets” kwam dan is het ook het “grote niets” dat alles aanstuurt en het hele heelal tot in de perfectie in balans bracht en houdt. En dat dan, in (de) tijd uitgedrukt, al miljarden jaren. Je zegt dan dus eigenlijk: er is niets dat de bron van alles is en er niets dat alles aanstuurt en er niets dat alles in balans houdt. Dat is dan toch op zijn minst de minst plausibele verklaring. En als je tot je door laat dringen wat hier eigenlijk staat, dan schiet je in de lach! ↩︎