1Kor.14:26-38
Paulus geeft hier aan hoe de werking van de Heilige Geest door gelovigen zijn praktische uitwerking heeft tijdens een samenkomst. Alle uitingen van de Heilige Geest tijdens de dienst, dienen te zijn tot opbouw van de gemeente. Dit bepaalt in hoge mate de verhoudingen binnen de gemeente.
Iedereen kan een openbaring van de Heilige Geest ontvangen. Iedereen mag dat ook tijdens de dienst uiten, uitspreken.
Het dient alleen ordelijk te verlopen en het dient getoetst te worden.
We zagen al dat ook vrouwen alle uitingen van Geest ontvangen; gaven en bedieningen. Het zou dan ook vreemd zijn dat vrouwen wel profetessen kunnen zijn, maar niet zouden mogen profeteren.
Zie ook 1Kor.11:5, 13 waar nadrukkelijk ervan wordt uitgegaan dat vrouwen tijdens de samenkomst bidden en profeteren.
De zwijgtekst
En dan staat in vers 34 dat de vrouw dient te zwijgen tijdens de samenkomst. Zij dient zich namelijk te onderwerpen zoals ook de wet van Mozes zegt. Het is een schande als een vrouw tijdens een bijeenkomst spreekt. Als zij vragen heeft, kan zij die thuis aan haar man stellen.
Hier kan niet bedoeld zijn dat een vrouw volledig zwijgt tijdens de dienst. Dit omdat zij kan en mag bidden en profeteren tijdens de dienst.
Cruciaal is hier dan ook de verwijzing naar de wet van Mozes en de daaruit volgende verhouding naar de man. Namelijk, dat een vrouw geen gezag over de man heeft en niet gezaghebbend mag onderwijzen.
Zie ook 1Tim.2:11-12. Daar zegt ook Paulus expliciet, dat de vrouw in de gemeente geen gezag mag uit oefenen over de man. Ook niet door het geven van onderwijs, (met gezag, richtinggevend).
Priscilla gaf onderwijs en legde de weg nauwkeuriger uit. Maar zij deed dat niet in en vanuit een gezagsrelatie; zij evangeliseerde. Zij zal dus geen richtinggevend onderwijs hebben gegeven. Zij zal zeker gebeden en geprofeteerd hebben in de gemeente bij hun thuis. En het Woord nauwkeuriger hebben uitgelegd, zegt de Bijbel.
Het huwelijk
Dit wordt temeer begrijpelijk als we de teksten lezen die gaan over het huwelijk. Waar de man en de vrouw hun eigen specifieke rol hebben als beeld van Christus en zijn gemeente.
Deze ‘onderdanigheid’ aan de man houdt niet in dat de vrouw ongelijkwaardig aan de man zou zijn. Niet in de verhouding tot Christus en niet in geloofsbeleving en geloofsuiting. Daarin is zij volkomen gelijkwaardig aan de man. Maar zij is wel met de scheppingsorde door God onder de man gesteld (1Tim.2:13). Er mag dan ook geen situatie ontstaan waarin en waardoor de vrouw gezag heeft over een man.
Alle geledingen van het leven
God hanteert in alle geledingen van het leven dezelfde patronen en verhoudingen.
De verhoudingen in de gemeente kunnen niet contrair zijn aan die van het gezin. Zou dat wel het geval zijn, dan zou het een het ander verzwakken.
De verhoudingen van het kleine gezin dienen terug te zien zijn in het grote gezin.
Hier is duidelijk sprake van een Goddelijke ordening, een algemeen geldend voorschrift. Ef.5:22-24; Kol.3:18; Tit.2:1, 4, 5; 1Pet.3:1-5.
Wat was er gaande in de gemeente te Korinthe? De tot geloof gekomen vrouwen legden alle gebruiken en zeden van die tijd naast zich neer. En dit met een beroep op de nieuw verworven vrijheid in Christus. Ze gingen openlijk in discussie met de mannen tijdens de samenkomst. Dat was in die tijd een schande, zowel in de Joodse traditie als in de Hellenistische.
Hiervan kan gezegd worden dat het niet in overeenstemming was met de toen geldende gewoonte.
Samenvattend kan gezegd worden dat het niet spreken tijdens de samenkomst een tijdgebonden gewoonte was. Tegenwoordig is het openbaar spreken van een vrouw geen schande meer.
Spreken of gezag nemen in de gemeente
Een positie echter vervullen waarbij gezag ontstaat over de man of waarbij de vrouw gezaghebbend onderwijst, is wel degelijk in strijd met de ordening die God heeft ingesteld.
God is het Hoofd van Christus. Christus is het Hoofd van de gemeente en van de man. De man is het hoofd van de vrouw.
Verhoudingen binnen de gemeente
Deze lijnen worden sterk parallel getrokken. Daarom kan men er niet onderuit dat dit ondubbelzinnig ook geldt voor de verhoudingen binnen de gemeente.
Nog enkele voorbeelden
Als we kijken bijvoorbeeld naar het huwelijk van Abraham en Sara, dan was Sara geen ondergeschikte vrouw. Zij was duidelijk de krachtige partij in dit huwelijk. Maar zij koos ervoor de verhouding die God had ingesteld te respecteren. Daarom gehoorzaamde zij Abraham en noemde hem haar heer, 1Pet.3:5-6
Izaäk en Rebecca hadden een zeer gelijkwaardige relatie, waarbij zij samen God zochten en dienden, Gen.25:21. Later groeiden zij uit elkaar doordat Rebecca niet langer de verhouding tot haar man respecteerde. Zij gaf hem niet de rol die hij van Godswege in het huwelijk had. Zij ging een eigen weg met grote gevolgen. Ondanks zijn daad van ongeloof wordt Izaäk toch als geloofsgetuige (Heb.11:20) genoemd. Niet Rebecca, die het woord van God wel wilde uitvoeren, maar daarbij de goddelijke verhouding negeerde. Dat weegt blijkbaar zwaarder.
Dit in tegenstelling tot Sara die wel als geloofsgetuige wordt genoemd (Heb.11:11).
Denk aan Debora (Richt.4). Een profetes met een groot geloof en gezag. Zij gaf als richteres leiding aan het volk. De mannen lieten het afweten. Maar zij positioneert desondanks Barak in de leidersrol. En ook hier weer wordt niet Debora, maar Barak genoemd als geloofsgetuige, Heb.11:32
Naar de volgende pagina waar we ingaan op het begrip diakenen.