5.2.1. Het Oude Verbond

1. Volk
In het Oude Verbond of Testament zien we dat God zich een volk verkiest.
Te beginnen bij de roeping van Abram groeit dit uit via de twaalf aartsvaders tot het volk Israël.
Bij een volk hoort een grondgebied.

Nadat de familie van 70 personen in 400 jaar in Egypte is uitgegroeid tot een miljoenen volk brengt God hen dan ook naar het beloofde land.

Deze natie was meteen ook het volk van God, waar God zijn verbond mee sloot.

De functie was het beloofde zaad van de vrouw veilig te stellen; zij mochten de Messias voortbrengen.

Daarom geen vermenging met andere volken en als teken de besnijdenis om het zaad zuiver en rein door te geven.1

2. Leiderschap

Het Oude Testament spreekt anders over leiderschap dan het Nieuwe Testament.

Degenen die eenhoofdig leiderschap in de gemeente verdedigen, lijken gesteund te worden door wat het Oude Testament daarover zegt.

Zo hadden de aartsvaders een prominente rol.

Zij ontvingen rechtstreekse openbaringen van God en waren daarmee ook profeten (Gen.20:7).

Al in Egypte had Israël oudsten, maar leiders als Mozes en Jozua krijgen een duidelijk eenhoofdig leiderschap in een specifieke periode waarin het volk gevormd wordt tot een natie.2

Daarna volgt een periode waarin de Israëlieten als volk een eigen land hebben.

Dat land is echter nog geen autonome staat of natie die geleid wordt door een centrale regering.

In die periode stelt God regelmatig rechters aan om recht te spreken en om het volk van zijn vijanden te verlossen.

Ook zien wij dat God meegaat in de wens van het volk om een koning aan te stellen in de consolidatie en stabilisatie van de natie.

Hoewel de koning de facto de eenhoofdige leider van het volk is, leidt God zijn volk niet door het koningschap, maar door profeten en priesters.3

Als de koning zich op het terrein van de priester begaf, werd dat ernstig bestraft.

We zien ook dat zodra een koning het profetisch woord negeerde, het gruwelijk mis gaat.


Naar de volgende pagina waar we de uitspraken hierover in het Nieuwe Verbond zullen bezien.


Noten:

  1. Buitengewoon intrigerend is dan ook dat in de geslachtslijn van de Here Jezus wel degelijk heidense vrouwen voorkomen, zelf door God uitgekozen op basis van hun geloof! Denk aan Ruth en Rachab. Maar het zaad werd door alleen Israëlitische mannen doorgegeven. ↩︎
  2. Ex.4:16; 6:26 God zegt tegen Mozes: Ik zal u tot een god maken en Aäron is uw profeet. Misschien was dat ook wel een van de redenen waarom God zo nauw contact onderhield met Mozes, Deut.34:10. Daardoor bleef Mozes nederig; onder de indruk van de grootheid van God. ↩︎
  3. Priesters zijn bepalend in de hele eredienst aan God. Terwijl God door profeten tot het volk en de koning spreekt en richting geeft. In Nieuwtestamentische taal zou je kunnen zeggen dat priester en profeet bedieningen waren terwijl het koningschap een ambt was. Ambten, zoals oudsten, zullen dus ernstig acht moeten slaan op het woord van de bedieningen, zoals profeten en leraars in de gemeente. In het NT kan een ambt ook een bediening hebben. Maar let erop dat, hoewel David zowel koning, profeet als priester was, God hem toch leiding gaf door een andere profeet. ↩︎

Plaats een reactie

Inhoudsopgave