De schrijver

De pen gaat wanneer hij wil.
Soms krassend, dan weer stil.
Altijd wel een letter, dan een woord.
In gedachten vaag gehoord.
Van zin tot onzin
Levend in onmin
Gaat hij worstelend door
Als verplicht voor een wachtend gehoor.
Want als hij het luidop leest
Horen anderen het het meest.
Zelf begrijpen doet er niet toe.
Voelen, dat is het geheim van ‘hoe’.

Het is noeste arbeid
Aan de wereld heeft hij schijt
Het is verder naar binnen
Binnen, daar zijn de zinnen
De zin van het bestaan
De zin van het ontgaan